Geloof jij in parallelle werelden? Echt niet? Ook niet in een heel klein hoekje van je hersenpan waar de hoop is gehuisvest?
Niet dat ik er nú in geloof, maar ik zou het wel enorm leuk vinden als ze wél bestonden. Ikzelf zal er dus niet naar gaan zoeken. De opportunist in mij houdt wel de deur open. Vanwege de opwindende gevolgen van zo'n ontdekking.
Waar ik wél in geloof, zijn onzichtbare grenzen. Soms keihard, haast ondoordringbaar. Die suffe dingen zijn net zo onvoorstelbaar als parallelle werelden. Het zijn de sociale groepen. Wie hoort bij wie. Wie kent wie. Wie doet het met wie; zakelijk dan.
Sociologen zijn niet zo van de starre structuren. Sociale groepen zijn dan ook in hun ogen flexibel doordat mobiliteit bestaat. Je kunt jezelf op werken. Dan ga je van een lage sociaal-economische laag naar een hogere. Dat is echter een criterium dat eerder economisch is als sociaal. Of je echt wordt geaccepteerd in die nieuwe laag, is de vraag. Past dat 'nieuwe geld' wel bij de mores van het 'oude'? In Wassenaar kwam ooit de familie Van Breukhoven wonen. Die voldeed wel aan de financiële randvoorwaarde van 'rijk en ondernemend'. Maar Conny reed rond in een rose Bentley. Een rose! Kijk, dát is dus verkeerd. Da's vermomd plebs, da's 'die met die enorme borsten', Vanessa. Dat toenmalig minister Smit-Kroes 'nogal luidruchtig' een plek vooraan opeiste in de lokale Albert Heyn - en in mijn ogen dan minstens net zo 'plebs' is - bleek volgens ongeschreven regels van een andere orde.
Je snapt 'm vast. De glazen plafonds. De in- en out groups. De wij- en zij-cultuur. Old boys. Vrienden voor het leven.
'Voor het leven'.
Da's een interessante. We dénken dat we weten wie invloed heeft op de weg die het rollend balletje heeft. Dat zijn wijzelf, als kiezers. Dat zijn anderen, de groot-kapitalisten als het gaat om de economie. Dat zijn rechters, als het gaat om de rechtsregels. Dat zijn de 'mensen in functie', de zichtbaren.
De onzichtbaren zijn echter wellicht van grotere betekenis. Ik heb me weleens voorgesteld hoe dat gaat met de captains of industry, de politici, de maatschappelijke bovenlaag. Ik beweer dat mensen die werkloos worden niet van de ene op de andere dag nutteloos zijn geworden of niet meer over kennis beschikken. De werkloos geworden fotograaf kan een dag later nog steeds net zo goed fotograferen. Die gedachte bracht me na een paar jaar tot deze blogpost, en alles wat daaruit volgde.
Precies datzelfde gebeurt met de machthebbenden. Als zij 'pensioneren' veranderen ze niet plots in machtelozen. Het is niet zo dat ze er van de ene op de andere dag niet meer toe doen. Het verschijnsel zie je in de politiek soms terug als oud-politici zich gaan bemoeien met 'hun' partij. In het publieke deel wordt dat advies beleefd aangehoord, of soms bruut weggezet als 'commentaar van een dinosauriër'. Dat is echter helemaal niet relevant. Voor de bühne gebeurt wel zoveel dat dat overduidelijk toneelspel is. Dé vraag is hoe de hazen búiten beeld lopen.
Het is lastig, zo niet onmogelijk, in beeld te krijgen. De essentie van informele netwerken is immers dat ze informeel, ongrijpbaar, zijn. Wát wordt besproken tussen vrienden blijft tussen vrienden als zij dat willen.
Die onzichtbare wereld van afspraken en relaties is echter wel de wereld die bepaalt hoe de zichtbare er uiteindelijk uitziet.
Innovatie wordt vaak voortgestuwd door jonge, ambitieuze mensen; mensen met idealen en visie. Maar ook mensen met het niet-relevante netwerk. Dat is dan ook precies wat vaak gebeurt: de gevestigde orde wacht af, want de vernieuwers lopen zich dood op die onzichtbare obstakels. Alleen als vernieuwing past, zal ze kans maken. Het is dan wel de vraag waarín of waarbíj ze past. En het zijn meer dan we wellicht denken óude mensen die daarin bepalend zijn.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten